Verloop begeleiding

Aanmelding

Opnameplicht en samenwerking met de Toegangspoort Integrale Jeugdzorg

Als Onthaal- Oriëntatie- Observatie Centrum heeft Luein een opnameplicht.  Dit houdt in dat we steeds een begeleiding opstarten bij een aanmelding als er begeleidingsplaatsen beschikbaar zijn.

Er zijn wel een vijftal belangrijke tegenindicaties, die het opstarten van een begeleiding kunnen verhinderen:

  1. Het bestaan van een ernstige psychiatrische problematiek (want hier is gespecialiseerde hulp nodig)
  2. Ernstige gedragsstoornissen die de veiligheid van de leefgroep of van de minderjarige zelf in gevaar brengen
  3. Een mentale handicap die het samenleven in een leefgroep ernstig belemmerd
  4. Een fysieke handicap die het leven in een gebouw met trappen onmogelijk maakt
  5. Een taalbeperking die zinvolle communicatie onmogelijk maakt

Praktisch betekent dit voor de leefgroep dat er bijna wekelijks een begeleiding opstart en iemand een begeleiding afrondt.  
De samenstelling van de groep verandert dan ook voortdurend.

Binnen de Integrale Jeugdzorg worden wachtlijsten en vrije plaatsen centraal bijgehouden in het informatiesysteem Insisto.  Wij geven daar ook aan wanneer plaatsen vrij komen.  Luein heeft twee instroomlijsten: een instroomlijst voor residentiële begeleidingen en een instroomlijst voor ambulante begeleidingen.  
We volgen de chronologische volgorde van onze instroomwachtlijsten.  Enkel wachtenden die een priorstatus hebben gekregen van de Integrale Toegangspoort krijgen voorrang

Ouders en minderjarigen kunnen niet rechtstreeks beroep op ons doen, er is steeds een beslissing van de toegangspoort noodzakelijk..

We stellen met spijt vast dat er meestal meer hulpvragen dan begeleidingsplaatsen zijn, zodat het enkele weken kan duren voor een begeleiding kan opstarten.

Start van de begeleiding

Startgesprek

We starten de begeleiding steeds op met een gesprek in ons centrum (ook bij een begeleiding zonder verblijf in het centrum).
We hebben graag dat zoveel mogelijk van de rechtstreeks betrokkenen aanwezig zijn bij dit startgesprek:

  • De minderjarige zelf
  • de ouders
  • de aanmelder/contactpersoon (dit is diegene die het Aanmeldingsdocument voor de Integrale Toegangspoort heeft opgesteld).

Als dit niet mogelijk is, starten we met de betrokkenen die wel aanwezig kunnen zijn.

In het opnamegesprek proberen we:

  • veiligheid en vertrouwen te wekken door de werking, het gebouw en de begeleiders voor te stellen
  • onze belangstelling en onze bereidheid om hulp te bieden duidelijk te maken
  • contactinformatie uit te wisselen
  • een eerste aanzet te geven tot de probleemverkenning
  • de hulp en onderzoeksvragen te bepalen.

We delen de deelnemers van het startgesprek ook mee wie de begeleiding op zich zal nemen.  
Elke minderjarige en haar context wordt begeleid door een team van drie personen: een gezinsbegeleider, een psycholoog een een individueel begeleider van het leefgroepteam.

Indien het een residentiële begeleiding betreft, wordt het opnamegesprek afgesloten met afscheid nemen van de meegekomen contextfiguren en het binnenbrengen van de bagage.

Bij een ambulante begeleiding maken we de afspraken voor de volgende contacten.

Onthaal in de leefgroep

Omwille van privacy en het gevoel van veiligheid van onze minderjarigen is het leefgedeelte enkel toegankelijk voor bewoners, medewerkers en betrokken hulpverleners.

Bij de start van de begeleiding leiden we de minderjarige rond in het centrum en stellen we hen voor aan hun groepsgenoten. De voorstelling aan de leefgroepsgenoten blijft beperkt tot het uitwisselen van namen.  De mate waarin meisjes informatie met elkaar uitwisselen bepalen ze zelf.

We stellen de aanwezige medewerkers aan de meisjes voor, bezorgen voor hen een kopie van het Huishoudelijk Reglement, dat tevens alle belangrijke informatie over de werking bevat. De groepsbegeleidster geeft ook uitleg over het dagverloop en de groepsregels.

We wijzen onmiddellijk een kamer toe, zodat de minderjarige zonder uitstel een “eigen plekje” kan creëren in het centrum.

Probleemonderzoekend werk

De uitgangsprincipes:

Multidisciplinair

De diagnose en advisering zijn gebouwd op de samenwerking van een multidisciplinair team.

De teamleden zijn gespecialiseerd in één discipline: orthopedagogie, psychologie, maatschappelijk werk. De teamcoördinator functioneert als supervisor.

De basis van de teamwerking: Principe van de intersubjectiviteit, de deskundige inbreng vanuit de eigen discipline, principe van de volledigheid en de wederzijdse bevraging, confirmatie. De bevindingen vanuit één discipline moeten bevestigd worden door een andere discipline. 

Procesmatig verloop

De diagnose en de advisering zijn gebouwd op een proces.

Het proces bestaat voor een groot deel uit gesprekken, aangevuld met testonderzoek en gedragsexploratie. Er is een voortdurende terugkoppeling tussen veranderingsgerichte begeleiding en diagnostische terugkoppeling. Beide processen zijn met elkaar verweven en kunnen niet los van elkaar worden gezien.

De verschillende teamleden hebben hun eigen methodologie

  • van kijken naar de problematiek
  • van het uitzoeken, uitproberen, en evalueren van oplossingsvoorstellen
  • van voeren van gesprekken 
Theoretische achtergronden:

We baseren ons voor het diagnostisch werk op de methodiek van “Handelingsgerichte Diagnostiek” naar de ideeën die werden geformuleerd door Noëlle Pameijer.
In samenspraak met de andere leden van de Federatie van de OOOC en onder begeleiding van professor dr. Guy Bosmans is deze methodiek momenteel formeel uitgewerkt in het Protocol Handelingsgerichte Diagnositek.  We gaan hierbij uit van drie basisvragen: 

  • Wat is er aan de hand?Wat is de aard van de problemen die door jongeren en de gezinscontext worden aangemeld?
  • Waarom is dit aan de hand?Waarom doen deze problemen zich op dit moment voor?
  • Wat kan er gedaan worden om de gesignaleerde problemen te verminderen of te verhelpen om tot een meer kansen biedende opvoedingssituatie te komen? Welke stappen hebben jongeren en de gezinscontext reeds ondernomen om tot een verandering in de situatie te komen? Welke ondersteuning hebben zij hierbij nodig?

Voor het gesprek wordt de basishouding van de cliënt-centered therapie gebruikt van Rogers. Deze houding streeft naar een communicatie van aanvaarding.
De doelstelling is een vertrouwensrelatie op te bouwen, die de onderzoeker in staat stelt zicht te krijgen op de problematiek. De voorwaarden voor het ontstaan van deze vertrouwensrelatie liggen echter niet alleen in de gesprekken maar ook in de totale sfeer van aanvaarding (zie ook procedure onthaal).

Naar problematieken wordt vooral gekeken vanuit de volgende Modellen:

Het Universele Noden Model, als overkoepelend referentie kader.  Deze theorie beschrijft drie aangeboren, voor alle mensen geldende psychologische noden die beschouwd worden als essentieel om menselijke motivatie te begrijpen: alle mensen hebben een fundamentele nood

  • om zich verbonden te voelen met andere mensen
  • om zich competent te voelen
  • om zich autonoom te voelen.  

Het ecologisch model We gaan bij onze diagnostiek  op zoek naar de factoren die een invloed hebben gehad op het (al dan niet) verwezenlijken van de universele noden. De factoren die hierop een invloed hebben kunnen gesitueerd worden op

  • het biologische niveau 
  • psychologische niveau
  • sociale niveau. 

Het cognitief schema Model:
Cognitieve schema’s over relaties met onder meer zorgfiguren, familieleden, leeftijdsgenoten ontstaan als gevolg van leerervaringen opgedaan tijdens het trachten bevredigen van de universele noden. Schema’s die negatieve leerervaringen weerspiegelen, kunnen uiteindelijk dysfunctionele interacties tussen gezinsleden, problematisch gedrag, en problematische leefsituaties bepalen. 

Participatie

Het gesprek is bij uitstek het middel om de participatiegedachte en de gezinsgerichtheid van onze werking duidelijk te maken.
Onze hulpverlening zelf verloopt via het gesprek en dialoog.
Wij richten ons duidelijk bij de moeilijkheden op de omschrijvingen die de cliënten zelf geven.

Wij gaan ook de mening van de cliënten in onze verslaggeving opnemen, omdat wij geloven in de zelfhulp-capaciteiten van mensen.
We verzekeren daarbij uitdrukkelijk dat we de mening van de verschillende cliëntengroepen opnemen in de advisering.

Het centrum gaat er van uit dat geen hulp kan geboden worden aan minderjarigen, zonder de context (het gezin, de bredere familie, de gezinsgeschiedenis…) te betrekken bij deze hulpverlening. 
Hulp aan de ene partij kan niet effectief geboden worden, wanneer er geen hulpaanbod is naar de andere partij.
We steunen sterk op de noodzaak van de veelzijdige partijdigheid.

Ouders worden dan ook uitgenodigd naar  het centrum en kunnen wekelijks op bezoek komen.
De gezinsbegeleider gaat met het gezin verschillende gesprekken aan. Hij gaat hierbij op zoek naar de mechanismen die relatieherstellend (of minstens relatie verbeterend) kunnen werken. Hij probeert duidelijk zicht te krijgen op de mogelijkheden van het gezin en de context.

We laten op een vrij groot aantal domeinen de verantwoordelijkheden en keuzen aan ouders over.
Voorbeelden: de keuze van arts, de schoolkeuze, het al dan niet mogen roken, respect voor geloof- en andere overtuigingen.

Wij vertonen ook duidelijke soepelheid in het hanteren van regels en zullen ons hierbij afstemmen op verlangens van ouders en jongeren.
Een voorbeeld is het samen afspreken van een verlof- en weekendregeling.

Het werken met de ouders is gericht op het herkennen en erkennen van hun inzet, op begrip.
We trachten de ouders te motiveren om die acties te ondernemen die de ontwikkeling van de minderjarige ten goede komen.

Adviezen van het centrum naar verdere hulpverlening toe zijn het resultaat van een proces van begeleiding, experimenteren en terugkoppelen, zowel naar de ouders als naar de betrokken minderjarigen.
De begeleiding wordt in voortdurende dialoog met het gezinssysteem en de minderjarige opgebouwd.
Het advies wordt in de loop van de begeleiding geleidelijk aan gevormd, aan de hand van hypothesen en een experimenterende houding die voortdurend wordt getoetst aan de terugkoppeling naar gezinssysteem en minderjarige.
Het verslag en het advies wordt met zowel de minderjarige als de gezinscontext grondig doorgenomen.

We zien de minderjarige als een volwaardige gesprekspartner. Het emancipatorische idee is in ons centrum structureel ingewerkt:

  • De minderjarige kan wanneer hij dit wil zijn begeleiders samenroepen om met hen zijn moeilijkheden gezamenlijk te bespreken.
  • De begeleiders worden voorgesteld als hulpverleners waar een beroep op kan worden gedaan, die de minderjarige kan “gebruiken” in de zoektocht naar oplossingen voor de moeilijkheden, die hem willen helpen om uitwegen te zoeken.
  • In de leefgroep vindt wekelijks een groepsgesprek plaats waar de meisjes hun eigen inbreng hebben.
  • Oplossing- en begeleidingsvoorstellen worden in samenspraak met de minderjarige opgesteld en met de minderjarige besproken.

Wie doet wat?

Gezinsbegeleider
  • Contact met de ouderfiguren en de gezinscontext leggen of herstellen
  • Gezins- en hulpverlening-historiek opstellen
  • Gesprekken met gezins-context
  • Gesprekken met het meisje
  • Bezoek, dagbezoek en weekends organiseren en evalueren
  • Andere hulpverleners contacteren
  • Verslag en advies mee opstellen
De psycholoog
  • Individuele verkennende gesprekken: vertrouwensrelatie opbouwen, probleemverkenning, beleving exploreren, beeld vormen van persoonlijkheid
  • Inzichtbevorderende en gedoseerd confronterende gesprekken
  • Testonderzoek
  • Schoolse mogelijkheden inschatten en school heropstarten indien mogelijk
  • Bijdragen aan verslag en advisering.
De leefgroepbegeleiding
  • Begeleiden en structureren van het dagelijks leven, behoeden van de leefsfeer
  • Interacties met leefgroepgenoten observeren
  • Helpen met het omgaan van conflicten
  • Individuele aandacht geven tijdens informele momenten
  • zorgen voor een gevarieerd en geanimeerd activiteitenaanbod
  • aanbrengen van de theatersessies
  • Bijdragen aan verslag en advisering

De verblijfsfunctie

Visie op leefgroepwerking

Het OOOC Luein is een open instelling, ook al bieden we een duidelijk gestructureerde opvang. 

We willen onze hulp zoveel mogelijk laten aansturen door de noden en de vragen van het cliëntsysteem. We willen eveneens soepel kunnen inspelen op de evoluties van de minderjarige in de loop van onze begeleiding.
Minderjarigen, zeker in de leeftijdscategorie 12-18 jaar verschillen sterk van elkaar in de mate waarin ze zicht hebben op de gevolgen van hun eigen gedrag voor zichzelf en voor anderen.
Het besef van de impact die hun opstelling op hun omgeving en hun eigen ontplooiingskansen heeft, is ook sterk verschillend.
Crisissituaties hebben vaak voor gevolg dat er een tijdelijke terugval van de capaciteit voor zelfzorg en verantwoordelijkheid opnemen ontstaat.

Er is dus een gevarieerd hulpaanbod nodig, waarin de mate van ondersteuning, de mate van structuur en van de mogelijkheden om eigen verantwoordelijkheid op te nemen, soepel kan aangepast worden aan de noden en de mogelijkheden van de minderjarige en van het gezinssysteem.

We bieden daarom drie opvangregimes aan (Residentieel, Ambulant en combinaties van beide) waar vlot tussen kan gewisseld worden. Individualisering gebeurt door het toepassen van het fasesysteem

Elke leefgroep kan ongeveer 9 minderjarigen opvangen.
Bij elke residentiële werkvorm worden bezoeken van de context gestimuleerd en zijn contacten via post en gsm en internet mogelijk (tenzij uitdrukkelijk verboden door jeugdrechter of ouders).

Voor een overgang naar semi-residentiële begeleiding of ambulante begeleiding is vooraf instemming van de verwijzende instantie vereist.

Concreet wordt het verblijf in een groep verbonden met de mogelijkheid om buitenshuis bezig te zijn. J
ongeren die overdag in het centrum aanwezig zijn en geen individueel programma hebben, sluiten aan bij de activiteiten van de leefgroep. 

Naast de individuele begeleiding die inherent verbonden is aan de oriëntatie- of observatieopdracht, wordt de begeleiding vooral gezien als een herstelbegeleiding die werkt via groepsprocessen.

We bieden een gestructureerd aanbod van groepsactiviteiten, die tot doel hebben: herstellen uit trauma’s.
Er is steeds een groepsbegeleider aanwezig, activiteiten buiten het centrum zijn enkel mogelijk onder supervisie.

Tijd geven, warme aandacht, een positieve ondersteunende groepssfeer zijn centrale elementen in de opvang. 
De groepsbegeleider is een actieve figuur die initiatief neemt en de jongeren aanzet om deel te nemen. 
Regels en afspraken moeten duidelijkheid scheppen, duidelijk laten zien wat verwacht wordt en wat niet.

De eigenheid van de begeleiding van ‘Luein’ zit in het innerlijk loslaten van spanningen via rust, ontspanning en positief ingestelde opvang.
Het is echter ook orde brengen in de chaos, duidelijkheid, afbakening van verantwoordelijkheid, gerichte stimulering tot initiatief in een ondersteunende omgeving.

Naast de zorg voor een huiselijke sfeer, beschikken wij voor accommodaties voor vorming, sport, ontspanning en creativiteit.
Met organisaties in de omgeving werden overeenkomsten gesloten zodat gemakkelijk gebruik kan gemaakt worden van een vorming- en ontspanningsaanbod in de omgeving.

De leefgroep is een afspiegeling van de maatschappij in het klein.
  • Dit biedt observatiemogelijkheden en groeimogelijkheden in de omgang met leeftijdsgenoten.
  • Ook op vlak van  hoe omgegaan wordt met begrenzing en relatie met gezagsdragers geeft dit mogelijkheden om te groeien en te observeren.
  • Afspraken en regels worden gemotiveerd vanuit het toekomstige vlotte verloop van samenleven met anderen. We sturen bij vanuit een gezagshouding, bij voorkeur met bevestiging en beloning.
  • Bij grensoverschrijdingen wordt in eerste instantie getracht om bij te sturen via herstelmogelijkheden. Een autoriteitsdrager die niet rechtstreeks in het conflict betrokken is (begeleider, teamlid, hoofdbegeleider of directie) gaat het gesprek met de betrokken minderjarige aan. Er wordt gepeild naar het besef dat er iets fout is gedaan. Vervolgens wordt samen met de minderjarige bekeken wat hierdoor beschadigd of gekwetst is geraakt, en wordt in samenspraak met de minderjarige gezocht naar herstelmogelijkheden. De herstelbeweging kan zowel praktisch als symbolisch zijn. We noemen dit het biechtstoelmodel.
  • Pas als de toepassing van het biechtstoelmodel onmogelijk is (bij gebrek aan probleeminzicht of bereidheid om een herstelbeweging te maken) wordt overgegaan naar sancties die opgelegd worden vanuit de autoriteit.
De leefgroep is een laboratorium situatie waar we de omstandigheden meer in de hand hebben dan in de ruimere maatschappij of thuis.
  • We hanteren in de leefgroepen een vast en voor alle groepsleden gemeenschappelijk dag- en weekschema, waarin een evenwichtige afwisseling tussen vormende en ontspannende elementen centraal staat. Hierdoor kunnen we een normaal dagritme herinstalleren.
  • Individuele hulpverlenende of verkennende gesprekken en onderzoeksmomenten krijgen voorrang op de vaste dagstructuur. Ook bezoek krijgt voorrang.
  • Dit biedt de mogelijkheid om voldoende verantwoordelijkheid over te nemen, zodat succes ervaringen makkelijker mogelijk worden.
  • Dit geeft ons de kans om toekomstperspectieven op haalbare termijn zichtbaar in te bouwen voor de minderjarigen en deze ervaarbaar afhankelijk te maken van eigen gedrag.
  • De begeleiders zoeken voortdurend mogelijkheden om de minderjarigen te bevestigen in hun pogingen om met zichzelf en hun problemen in het reine te komen.
  • Dit biedt de mogelijkheid om alternatieve  probleem oplossingstrategieën en onderhandelingsmogelijkheden te zoeken en in te oefenen
In de leefgroep is constant een begeleider aanwezig.  De begeleider heeft een actieve rol in het aanbieden van tijdsinvulling.
  • In de dagelijkse warme en betrokken omgang wordt de basis voor een vertrouwensband met hulpverleners gelegd.
  • We kunnen hierdoor samen met de meisjes op zoek gaan naar interessegebieden en talenten, zoeken naar waar meisjes wel goed in zijn.
  • De constante aanwezigheid van een steunfiguur geeft mogelijkheden om crisissen te vermijden of minstens snel op te lossen.  Dit brengt een voortdurend leerproces op gang op sociaal vlak.
Het theaterproject

Sinds 2007 zijn we in Luein gestart met het systematisch aanbieden van drama en expressie technieken. We noemden dit “Het theaterproject”.

Inhoudelijk zijn we gestart vanuit de vaststelling dat niet alle minderjarigen zich even vlot verbaal kunnen uitdrukken en dat zowel op vlak van begeleiding naar verandering als naar observaties toe, alternatieve mogelijkheden belangrijk zijn.

Elke week worden 2 theatersessies aangeboden:

  • Theatersessie 1: dit is een sessie met als doel ‘een ontspannende/ leuke expressiefase’
  • Theatersessie 2: dit is een sessie met als doel ‘een activiteit gericht op leren’

We werken telkens met een leidinggever en een observator.
Elke sessie bestaat structureel uit drie delen: een opstart of warming up fase, een actie of spelfase en een uitwisselingsfase. 

Bij het begin van elke theatersessie worden volgende basisafspraken overlopen om een veiligheid te creëren:

  • Iedereen is medeverantwoordelijk voor het werk van de groep en zet zich maximaal in.
  • Zelfonthulling is cohesie bevorderend.
  • Iedereen is even belangrijk als elke andere en iedereen kan / mag / hoort net zoveel en net zo weinig te doen als hij of zij verkiest.
  • Ieders bijdrage is belangrijk, want het zijn vooral de leden van de groep zelf van wie de deelnemers aan de therapie hun veranderingsproces leren.
  • Er bestaat absolute geheimhouding van wat er in de groep aan de orde komt.
  • Iedereen is altijd aanwezig. Afwezigheid is alleen toegestaan met een ernstige reden en altijd met bericht vooraf, noodgevallen daargelaten.
  • Handelend- agressieve acting-out is nimmer toegestaan, de neiging ertoe dient wel besproken te worden.
  • Werken en samenwerken zijn noodzakelijk voor het produceren van een psychodrama
Gefaseerd werken binnen de leefgroep

De uitgangspunten van de gefaseerde leefgroepwerking zijn als volgt uitgewerkt:

  • Er zijn twee leefgroepen (Tilda en Pilar) met een maximumcapaciteit van 9 minderjarigen. Er is een gestructureerd dagverloop en duidelijkheid van leefregels. Leefgroepbegeleiders werken in allebei de leefgroepen.
  • We sturen gedrag bij door het samen zoeken naar herstelbewegingen na overtredingen of conflicten (biechtstoelmodel). Sanctioneren vanuit macht is de laatste optie.
  • Individualisering op vlak van vrijheden en verantwoordelijkheden gebeurt door het aanbieden van 4 fasen met oplopende vrijheden en eigen verantwoordelijkheid.
  • Er kan vlot gewisseld worden van fase:
    • We starten normaal in fase 2, alle betrokkenen (ouders, minderjarige en verwijzer) worden bij het bepalen van de startfase betrokken.
    • Overgang van fase wordt wekelijks op het stafoverleg bekeken en kan zowel naar meer als naar minder vrijheden
    • Verandering van fase kan op vraag van de minderjarige of van het begeleidend team.
    • Beslissingen rond overgang van fase worden gebaseerd op
      • Gedragsobservaties
      • Ontwikkelingsvaardigheden en competentie van de minderjarige en de evolutie die hierin merkbaar is
      • Het hulpverleningstraject
  • Het profiel van de verschillende fasen geeft een overzicht